Bezwaar tegen lelijkheid
Nu de zomer aanbreekt, heb ik ontdekt dat ik een zonnebloem ben. Maar dan eentje voor wie het licht schoonheid is. Ik draai me in dit leven naar al wat ik als mooi ervaar. Zoals een zonnebloem zich naar het licht draait, is het een soort natuur in mij die me doet wenden tot de schoonheid. Een aard waaraan ik niets kan veranderen. Niets wil veranderen. Ik omring me graag met mooie objecten, hang aan mijn muren kunstwerken die mijn oog blijven lokken, vul mijn tijd met het bestuderen van kunst. ‘A thing of beauty is a joy for ever’, dichtte John Keats. Me keren naar de schoonheid, impliceert automatisch een af-keren van al wat lelijk is. Hoe ouder ik word, hoe meer ik me erger aan al de lelijkheid. Beton, flitsende kleuren op tv, schreeuwerige reclameborden, sigarettenpeuken op de grond, knalrode standbeelden van honden in voortuinen, schanskorfmuren, te zeer doorgedreven rechtheid, huizen in crematoriumstijl (dank aan mijn zus voor de term), bling-bling, overdreven nieuwigheid, vloekend